Jan Hofman


Boek over ontwikkelingen in de telecommunicatie.

Vlag en aldis, marisat en satcom voorbij…

Voorwoord.

In 2006 is bekend dat sinds 1982 wereldwijd 14.000 mensenlevens op zee zijn gered door middel van Epirb’s via satellietcommunicatie.
Zulke getallen bewijzen het nut van nieuwe uitvindingen die de oude tot de verbeelding sprekende verbindingstechnieken overbodig maken.
(EPIRB = Emergency Position Indicating Radio Beacon).

De gedachte achter dit boek is dat veel van de hier beschreven onderwerpen bijna uit onze herinnering zijn verdwenen. Voor oud-telegrafisten, oud Radio-Officieren en anderen die de fascinerende ontwikkelingen in de communicatie bewust hebben meegemaakt is het een herkenningsreis. Voor hen die in de toekomst willen weten hoe de dingen vroeger in elkaar zaten, en ook nog werkten, is hier wat te grasduinen. Het boek is dus niet anders dan een poging om via eigen ervaringen, kennis, documentatie en onderzoek een logisch en chronologisch beeld te geven van onderwerpen die uiteindelijk geleid hebben tot een communicatierevolutie en een kenniseconomie.

Relevante onderwerpen zijn zo nauwkeurig mogelijk vermeld en berusten op gedegen onderzoek. Bronvermelding staat achterin het boek. ———————————-

“Stel je voor… je legt een brief onder een steen op het strand…en ze arriveert een jaar later als het meezit bij haar bestemming…. Jaren later (wat is nou 400 jaar) jaag je boodschappen naar de Marswagentjes ‘Spirit’ en ‘Opportunity’ (in 2003 geland op de planeet op gemiddeld 60 miljoen kilometer afstand van de aarde) die in een dampkring van kooldioxyde en waterdamp in de Bonnevillekrater, op weg naar de Erebuskrater, worden voorzien van de nieuwste software. Enorme massa’s gegevens en beelden van Mars kunnen daar nu worden verwerkt en dan naar ons worden overgeseind als voorbereiding op het veel grotere Mars Science Laboratory dat rond 2010 zal worden gelanceerd. De beide voertuigjes kunnen nu door de verse intelligente software zelf bepalen welke gegevens ze doorgegeven, kunnen zelfstandig onderzoek doen en hun weg bepalen in een doolhof van 10.000 kraters. De radiosignalen hebben er ruim 3 minuten voor nodig om bij de voertuigjes aan te komen”. De anticlimax is dat af en toe mijn fietslampje gewoon werk weigert! ———————————-

De volgende regels vond ik bij het schrijven:

“Dingen waren zoals ze waren, achteraf zijn ze soms vreemd”
(Harry Mulisch blikt terug op z’n jeugd 27/11/93)

“Het is terecht om anderen verantwoordelijk te stellen voor hun daden,
maar niet voor de wijze waarop wij ze ons herinneren”

(Ernest Hemingway)
“Een boek is nooit nieuw, het is een herschikking van elementen in een
nieuwe visie, een nieuwe gedachte, een nieuw ideaal”
“Communicatie heeft meer met metaforen dan met woorden”
———————————-

POST was telecom en over de V.O.C. in 16e, 17e en 18e eeuw.

Het zeemansleven volhouden…. zeker in de 16e 17e en 18e eeuw, dan had je een sterk lichaam en een gezonde dosis incasserings- en aanpassingsvermogen nodig. Ziekten en tucht geselden bemanningen van de linieschepen en de koopvaarders.
Rond de 16e eeuw begon de bloei van de Nederlandse scheepvaart, niet in de laatste plaats door de kracht van de Nederlandse marine in die dagen.
Zeker, de tijd van Michiel de Ruyter, van Heemskerck en Barentsz. De marine heette nog ” ‘s-Lands vloot”. Door de doorzettende groei van scheepvaart en handel nam men het initiatief met het in de 17e en 18e eeuw opzetten en uitbreiden van de V.O.C.
Op de oorlogs- en linieschepen (een type schip dat tot in de 19e eeuw de kern van oorlogsvloten uitmaakte), bekend van de grote vaak mooi versierde spiegel, heerste dus een streng regime en je kunt naar onze ideeën zeggen …. géén hygiëne. De provoost zorgde graag actief en niet te zachtzinnig voor deze orde en tucht
(Praepositus = de vooraangeplaatste, bij de marine een onderofficier belast met toezicht op en zindelijk houden van de benedenverblijven).

Het scheepsreglement bij de VOC gaf ook van moment tot moment precies aan wat wel en niet toegestaan was. Het was echt allemaal geregeld en in de zogenaamde artikelbrief vastgelegd. Verrassend toch…. dat drinken, dobbelen en vloeken absoluut uit den boze was en op het taalgebruik werd scherp gelet!

De vierkantgetuigde schepen raakten door de onmogelijkheid om goed aan de wind te zeilen met regelmaat aan lager wal. Dat was op veel kusten levensgevaarlijk (Japanners en Chinezen hadden toch een ander idee over deze schepen volgens verslagen uit die tijd). Het modernste tuig van een zeiljacht 2007 is toch weer titaniumallu op een vaste mastvoet, zonder stagen, jonkgetuigd….).

Bij vertrek werd door de slechte manoeuvreerbaarheid van de schepen op gunstige wind gewacht en wanneer toch bij ongunstige wind werd vertrokken sleepten de mannen de schepen aan touwen uit de havens.

Om contact met thuis te houden landde men op drukke vaarroutes bij kapen aan met sloepen en legde brieven onder op het strand gevonden stenen. In de steen werden dan de instructies gekrast voor de vinder. Redelijk weervast dus. Deze “postbussen” werden “regelmatig” gelicht en de brieven bereikten als het meezat na een periode van 6 maanden maar soms zelfs na jaren hun bestemming met een ander schip dat op terugreis naar het vaderland was. Om de kans dat een brief aankwam te vergroten verstuurde men vaak ook nog een duplicaatbrief via een ander schip.*

‘However….if only one of them lettersending sailors had not laid his letter under a stone….but had thrown the latter into the ‘Tafelbaai’, he could have noticed the patterns of radiowaves’. It would last however hundreds of years to discover…a small step for mankind…

Reizen per schip was ruig en gevaarlijk. Stranding door slecht navigeren, onnauwkeurige zeekaarten, schipbreuk door slecht weer of gevechten met vijandelijke schepen waren op de 6 tot 8 maandenreizen naar de Oost om de Kaap (de Goede Hoop) normaal. In de betrekkelijke rust van de Tafelbaai en de nog niet bewoonde kuststrook bij het latere Kaapstad gingen de schepen ten anker voor proviand. De bemanning die door vitaminegebrek vaak aan scheurbuik en nog andere voorstelbare aandoeningen leed, kon een beetje ‘bijtanken’ en de schepen weer wat oplappen.

Met de oprichting van “de Generale Nederlandsche Geoctroyeerde Oostindische Compagnie”, (V.O.C) in 1602, begon de historie de meer dan drie eeuwen durende handel en ook brievenvervoer per schip naar Oost-Indië.

De V.O.C. Wat was nu die, zelfs door Premier Balkenende in 2006 zo geroemde, V.O.C. precies? Een ploeg rovers en handelaars die de wereld afschuimden of viel het wat mee en was er toch een plan?

De V.O.C., opgericht in 1602, was een bundeling van verschillende Compagnieën en werd opgericht om de handelsactiviteiten in de Indonesische Archipel en omgeving te onderhouden en uit te breiden. Het centrale bestuur was in handen van de Heeren Zeventien, gevormd uit een dagelijks bestuur van 73 bewindhebbers. Dit College van Heeren was relatief machtig, zond vloten uit en benoemde functionarissen van hoog tot laag op de schepen en de vestigingen in Oost-Azië. Ze strafte zelf direct ook degenen die de belangen van de Compagnie schaadden. Onder het bewind van de eerste, in 1609 benoemde Gouverneur-Generaal Pieter Both (1610 1614), breidde het aantal vestigingen van de Compagnie zich fors uit.
De ‘V.O.I.C’ kreeg van de Staten-Generaal, mede omdat de communicatielijnen lang waren en beslissingen soms snel moesten worden genomen, zelfs het monopolie van een aantal soevereiniteitsrechten zoals het voeren van oorlog en het sluiten van verdragen. De Vereniging vormde zo een handelsmacht die bij de lucratieve handel op Oost-Indië bestand bleek tegen de dreiging van Portugezen, Spanjaarden en later Engelsen die het spel ook kenden. We waren daar dus zeker niet alleen. De Compagnie bezat ook het handelsmonopolie (octrooi) en het monopolie op het brievenvervoer naar Oost-Indië.


Dat de handel lucratief was blijkt uit een uitgekeerd gemiddeld dividend van 18 % en in 1642 zelfs van 50 %. In 1619 veroverde Jan Pietsersz. Coen (eerst opperkoopman, vanaf 1617 Gouverneur-Generaal) Jacatra en stichtte er Batavia (nu Djakarta). Coen stelde in Batavia een opperkoopman aan die de te versturen brieven eerst maar eens las en ze dan noteerde in het Patriaboek. Een vorm van censuur dus die moest verhinderen dat mededelingen over handel en bestuur in verkeerde handen vielen.
In het vaderland werden die brieven, voor ze met de uitzeilende vloot werden meegegeven, door de verschillende V.O.C. kamers gecensureerd en op verzendlijsten gespecificeerd. Vanaf 1633 werden de in Batavia aankomende brieven voor particulieren na lezing door de opperkoopman door een deurwaarder in de stadsherberg opgehangen. Het eerste echte postkantoor werd tijdens het bestuur van Gouverneur Generaal van Imhoff in 1746 te Batavia in gebruik genomen. Aan het kantoor waren toen twee beëdigde postmeesters verbonden. Wilde iemand weten of er een brief voor hem was gekomen dan kostte het raadplegen van het brievenregister 2 en 1/2 stuiver en het uitreiken van de brief nog een vijf stuiver. Voor \”arme luyden\” werd een uitzondering gemaakt, zij hoefden niets te betalen.

Tegen het einde van haar bestaan, in 1788, probeerde de Compagnie nog om de reistijd te bekorten door een aantal snelle jachten (later zien we de zgn. ’tea-clippers’) tussen Nederland en Indië te laten varen. Dit is nooit een succes geworden (aardig is te weten dat het zeilen jaren later echt wel veel sneller kon). In de tijd van de tea-clippers (1850-1890) maakte de Nederlandse klipper ‘Noach I’ in 1862 de reis van Straat Soenda tot de Scilly’s (Scilly eilanden, Engels Kanaal) rond Kaap de Goede Hoop in 66 dagen. 
In 1798 tijdens de Bataafse Republiek (1795 1806), de Franse overheersing, werd het octrooi vernietigd en verdween de naam V.O.C. Alle baten maar ook de nu hoge schulden werden door de staat overgenomen. Het was het einde van een V.O.C.-wereldmacht die bijna twee eeuwen stand hield en overal in Azië was gevestigd….,zelfs in Japan op het, overigens zeer geïsoleerde, eiland Dejima (Eiland van ‘Rode Barbaren’).

De grootste bloei beleefde de V.O.C. dus vooral in de 17e eeuw. In de laatste decennia van de 18e eeuw werd het machtige imperium uitgehold door grote tegenstellingen in politieke en commerciële belangen, door opportunisme en winstbejag, corruptie en verduistering. De geschiedenis spreekt van:’tussen het algemeen koloniaal belang en de winzucht der V.O.C. die tot een hardvochtig bewind leidde, heerste dikwijls een tegenstelling’.

Aardig is ook nog om te weten dat zeelieden en soldaten in dienst van de V.O.C. niet alleen afkomstig waren uit Holland maar ook uit omringende landen. De Duitse huursoldaat Johan Jacob Saar schreef in 1662 over de olifantenjacht: “De heren Hollanders verkopen ieder jaar aan de Moren, die uit Perzië of ook uit Mekka komen, ongeveer 15 á 20 stuks”. De reizen van de V.O.C. naar de Oost werd in de annalen rond 1506 precicieus beschreven. In 1602 komen we in de boeken van
Ceylon (Shri Lanka) de naam Joris van Spilbergen(admiraal) tegen.
Er worden onverkwikkelijke gebeurtenissen gemeld zoals de verstoorde verhoudingen tussen vice-admiraal Sebald de Weert en de Koning van Kandy op het
‘Magtige Eylandt’. Een paar onacceptabele opmerkingen aan het adres van de vrouw van de Koning deden uiteindelijk de deur dicht!
Alles wijst op een echte koopmansgeest maar ook wel op een minder ontwikkelde diplomatieke begaafdheid. De vaak barbaarse levenshouding van onze voorvaderen was niet in het belang van de ‘handel in paarlen, edelstenen en olifanten’ en de beste kaneel kwam toch wel uit de binnenlanden van Ceylon. De Heeren Zeventien waren vaker niet blij verrast met de uitgebreide en soms erg beeldende verslagen! Handelsmarges uit de boeken: een pond kaneel ingekocht voor 25 cent bracht rond 1770 in Europa zeker 5 gulden op. In rap tempo werden dus ‘kaneeltuinen’ aangelegd op het eiland. ‘Direct van de bast is de kaneel niet aangenaam maar de smaak wel herkenbaar’. ‘Pas na drogen bruikbaar’, zo valt er te lezen.

Lezen we nog even de Chinese en Japanse verslagen na dan weten we nog preciezer dat niet de braafsten voor de Heeren van wal staken.

Een Chinees bericht uit die tijd: -‘De mensen van Holland worden ook genoemd ‘roodharige barbaren’. Deze mensen hebben diepliggende ogen en hun land ligt dicht bij dat der Franken in de Westelijke Oceaan. Het haar van hun hoofd, wenkbrauwen en baarden is geheel rood en ze hebben diepliggende ogen en lange neuzen. Hun voeten zijn 1 voet en 2 duim lang (ruim 35cm!) en zij zijn zeer sterk. Hun manieren zijn wild…. zij zijn hebzuchtig en sluw, hebben verstand van vele kostbare waren en zijn knap in het maken van winst. Voor winst offeren zij zelfs hun leven op en zij achten daarvoor geen plaats te ver…. Deze mensen hebben grote schepen, zij zijn vol knappe uitvindingen en zij maken zeilen als webben die naar alle kanten kunnen draaien zodat zij de wind in elke richting kunnen vangen. Als men ze op zee ontmoet wordt men zeker door hen beroofd’-.
De grondige beschrijving ‘Batavia’s graveyard\’ van Mike Dash uitg. 2002, Weidenfeld & Nicolson, laat niets aan de verbeelding over.

Op het Japanse Dejima (vooreiland eiland van 13.000 m2 in de baai van Nagasaki) mochten de schepen dus niet voor de kant komen en werden de gemiddeld 20 daar verblijvende Nederlandse zeelui en kooplieden bewaakt door 200 Japanners waaronder kooplui, bootwerkers, bewakers en tolken. ‘Gelukkich’ werden postituees ook nog toegelaten. De Hollanders waren inmiddels wat diplomatieker…en nu echt uitverkoren om handel te drijven omdat ze de Japanse wetten eerbiedigden en bereid waren voor hen door het stof te gaan als dat voor de handel nodig was. Het resultaat van de reacties van de Heeren Zeventien op de doorleefde verslagen aan hun adres? Veel mensen realiseren zich de rijkdom van Nederland in die tijd en de invloed die deze had op de ontwikkelingen in het kleine land pas veel en veel later.

Niet alleen in de Oost maar ook thuis was er genoeg actie waarbij het verdiende geld heel goed van pas kwam. Er bleef voldoende van over om naast handel ‘andere’ dingen te doen…zoals oorlog voeren. En oorlog is ook handel…toch?

Prachtig werk van de schilder A. Storck. De Britse linie aan stuurboord van de Hollandse linie-schepen(1665). Centraal de spiegel van de ‘Zeven Provinciën’ het schip van opperbevelhebber De Ruyter tijdens de Vierdaagse Zeeslag (2e Engelse oorlog 1665-1667).
Vlaggen, wimpels en vaandels spelen hier al een grote rol.

Bijzonder is ook nog dat de zeeslag door De Ruyter met minder militaire slagkracht werd gewonnen door betere beheersing van de linietactiek die overigens werd bedacht door Blake (Britse, ex-cavalerie-officier, later General at Sea in de Eerste Engelse Oorlog 1652-1654).

Het delegeren van soevereiniteitsrechten naar commerciële instellingen komt na de V.O.C. in de geschiedenis niet meer voor. De Staat is weer echt soeverein.

Pas rond 1900 is het weer \’booming business\’ in vaart op Azië. De tijd van de KPM, de JCJL (1902)(Tjiliwong 113m). In 1906 volgt de H.A.L. In 1887 bouwt ‘de Schelde’ de eerste Nederlandse stomer Bromo met een quadruple-expansie machine.

Geschiedkundigen en wetenschapsfilosofen waarschuwen ons in 2006 de rol van de V.O.C. niet over te waarderen maar zeker is dat ze in de periode waarin ze bestond heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van Nederland tot in zelfs de 21e eeuw. Haar bestaan ging samen met voor ons nu onbegrijpelijke en ongewenste handelwijzen en ook echte mislukkingen. Dat is inherent aan de tijdgeest, normen en waarden maar is ook het gevolg van durf en ondernemingslust. Wie zegt nu dat ónze huidige normen en waarden okée zijn…en hoe zal daarover in zeg… 2506 worden gedacht?

“Uiteindelijk, om maar eens wat te noemen, wie kan er de zin vaststellen van wat Bonifatius overkwam? Was het zijn schuld, zijn drang of doel? Misschien wel alledrie? In 754 begon de Kerstening door de eeuwen heen en de religieuze beleving in wat nu Nederland is. Wie waardeert ons Koningshuis door de eeuwen, de oorlogen die Europa en de wereld teisterden, de slavenhandel en de ontelbare politieke en technologische ontwikkelingen? Wie kan een oordeel voorspellen over Napoleon na laten we zeggen 400 jaar? En over 1500 jaar?”

Het is dus ook moeilijk te zeggen wat de betekenis van de telegrafist, marconist of Radio-Officier in de laatste, vanuit technisch oogpunt gezien, belangrijke eeuw is.

Terugkijkend zeggen we: ‘Vakmensen met een belangrijke taak, uitgevoerd door vaak onopvallende mensen, doordrongen van het voorrecht dienstbaar te zijn aan de veiligheid van mensen en schepen op zee ‘.
Het wereldschokkende drama met de Titanic wordt in dit boek grondig geanalyseerd en is daar een indrukwekkend voorbeeld van! Een verschrikkelijke, maar ook leerzame en toekomstbepalende gebeurtenis. Is die toekomst te voorspellen?

Wij proberen zo goed mogelijk alle voor ons belangrijke dingen over de maritieme communicatie in een breed verband te beschrijven…
Als veel gewone politici, een boek schrijven over ‘hùn leven’ dan mogen wij dat ook zeker doen over óns vak?!

Radio was, je wist het, al lang voor de 16e eeuw bekend… ook in het Latijn: (Radio, radiare en radior, radiari(radius)stralen, glanzen: Q miles radiabat in armis(Prop.); templa auro radiantur(Tac.); luna radians; -subst. Radians, antis m zon). Draadloos, wireless, sans fil, voor 1904 vinden we het woord radio bij ons niet…. nergens had je meer draden dan in het radiostation..

Jawel, lezen we erg oude geschriften dan vinden we heel vage verwijzingen naar telecommunicatie. Bijna altijd is iets nieuws dus niet echt nieuw….*

Wij kunnen alleen maar vertellen en de ‘belangrijke dingen’ beschrijven…. maar hoe belangrijk zijn straks de voor ons nu ‘onbelangrijke dingen’?

Een waardering, als die al mogelijk is, kan op verschillende momenten in de toekomst volkomen tegengesteld zijn. Het zuiver wegen van feiten en gebeurtenissen is in de geschiedenis uiteindelijk altijd op een onvoorspelbare manier gedaan. 


“In het algemeen was de ontwikkeling van radio een worsteling”

  • Alles wacht op betekenis en niets is zonder doel.
  • Uitvindingen zijn toppen van golven. Wie weet alle stromen van wind boven….van water diep onder, van alle krachten op hun ontstaan?
  • Bij verder onderzoek over communicatie in oudere culturen dan onze westerse (Griekse, Romeinse), zoals de Phoenysische, Egyptische en Soemerische, duiden essaeia op concrete communicatie via tekens en schrift sinds 5000 jaar v. Chr. Er zijn wetenschappers die 7.500 jaar v. Chr. noemen. Sommige moderne geschiedfilosofen, maar ook archeologen durven, daarmee soms hun wetenschappelijke carrière in gevaar brengend, te stellen dat eerdere culturen al concrete uitvindingen (zilverlegeringen/koperlegeringen/batterijen/isolatie) elementaire beschrijvingen van atomen, electronen, quarks, spanning, gravitatie en loopbanen van hemellichamen gaven, duizenden jaren voor Pythagoras.
    (Sir Laurence Gardner en naslagwerken).
  • Kennis is bouwen en doorgeven en zelden iets wat plotseling ontstaat. De \’geheime\’ wetenschap werd zorgvuldig beschermd en bewaard binnen kleine groepen, noodzakelijk ongrijpbaar voor politieke macht en oorlogen. Soms ging het goed fout (Punische oorlogen, Carthago, Alexandrië). Er zijn heel veel naslagwerken).
  • Gebleken is dat veel ‘uitvinders’ in de geschiedenis leden of deelnemers waren binnen deze kleine beschermde groepen van ‘ingewijden’.

Zijn niet allen die hun vak beheersen ingewijden in een kunst, in een geheim?
Is het een kunst anderen in te wijden…is het een gunst….een voorrecht?

De schrijver.

You cannot copy content of this page

Scroll naar boven