RH-telegrafisten bij de KLM

  • Door: Bert van der Ent


Samenvatting diverse artikelen uit ‘Oud Roest’ nr. 44/45, april 2012.
(Oorspronkelijke bron: ‘Het Onsterfelijk Alfabet’; WEDREGO BV Heerlen, 1981; auteurs Bart van der Klauw, Klaas Houtkooper)
De commerciële burgerluchtvaart in Nederland doet zijn intrede kort na de Eerste Wereldoorlog, wanneer
brodeloze militaire vliegers nieuw emplooi zoeken. Albert Plesman is één van hen. In 1919 richt hij de KLM op
en op 17 mei 1920 ziet de wereld de geboorte van de eerste luchtlijn: Amsterdam – Londen. Zoals de ramp met
de ‘Titanic’ in 1912 de aanleiding is geweest om zeeschepen verplicht uit te rusten met radiotelegrafie
apparatuur én iemand die deze apparatuur kan bedienen, is een ongeluk met de KLM Fokker F-III in 1924
boven het Engelse Kanaal het begin van de plaatsing van radio aan boord van vliegtuigen.
De later bij de AVRO bekend geworden radioman Willem Vogt, eerder verkoopleider in dienst van de
Nederlandsche Seintoestellen Fabriek (NSF), verzorgt een paar proefvluchten met radio en met succes.
Maar de vliegtuigen zijn nog klein en de zenders met ontvangers zwaar. Op sommige vliegtuigen is er geen
plaats voor een extra man in de cockpit. Gaandeweg worden de toestellen echter groter en de radioapparatuur
lichter. Op die toestellen met vluchten in Europa wordt de boordtelegrafist een gewaardeerd en onmisbaar
bemanningslid.
In 1930 rust de KLM vliegtuigen op de z.g. Indiëlijn tussen Amsterdam en het toenmalige Batavia uit met radio
én een telegrafist. Door de enige tijd tevoren uitgebroken economische crisis moeten nogal wat schepen
worden opgelegd. Als gevolg daarvan komen ook heel wat scheepstelegrafisten van Radio-Holland zonder
werk. Plesman weet dus dat hij gemakkelijk aan ervaren telegrafisten van de koopvaardij kan komen. Nu is een
overgang naar de luchtvaart in die jaren een hele stap, want vliegen geldt in het algemeen nog als tamelijk
gevaarlijk. Daar staat tegenover, dat een vliegtuig nooit lang onderweg is, zodat de telegrafist in de luchtvaart
nooit maanden achtereen van huis is, zoals zijn collega’s van de koopvaardij. Op 15 november 1930 melden de
eerste twee telegrafisten van Radio-Holland zich op vliegveld Waalhaven voor dienst bij de KLM: Pieter Pronk
en Henri Dené. Natuurlijk kunnen zij niet zonder meer dienst gaan doen aan boord van een vliegtuig. Zij moeten
daarvoor eerst worden omgeschoold en zich vertrouwd maken met de in de luchtvaart gebruikelijke
berichtcodes en –systemen. Daarom richt men al gauw op Schiphol een speciale ruimte in Hangar-B in, waarin
zij zich de specifieke luchtvaartberichtgeving eigen kunnen maken. Bovendien wordt van hen verwacht dat zij in
geval van storingen zelf kleine reparaties kunnen verrichten. Daarom laat men hen ook enkele weken praktisch
werken bij de NSF om de apparatuur door en door te leren kennen.

De eerste RH-luchtvaartelegrafisten
Pieter Pronk is op het moment dat hij bij de KLM komt, 27 jaar. Talen zijn niet zijn sterkste punt, maar hij heeft
kennelijk een uitgesproken gevoel voor techniek. Hij is niet alleen een zeer bekwaam telegrafist, maar hij haalt
later ook de officiële bevoegdheid als navigator, boordwerktuigkundige en boordelectriciën. Tijdens de Londen-
Melbourne race in oktober 1934 wordt hij tijdelijk uitgeleend aan de groep die met de driemotorige Pander
Postjager voor deze race heeft ingeschreven. Aan de deelname van deze Postjager komt een abrupt einde,
doordat het toestel bij de start op het vliegveld van Allahabad in het toenmalige Brits-Indië door brand wordt
vernield, waarbij gelukkig de inzittenden ongedeerd blijven. Pronk komt echter tragisch om het leven op 26
februari 1942. Hij doet als telegrafist dienst op een Douglas DC-3 met gezagvoerder Blaak, die in de
Sumatraanse jungle een noodlanding moet maken, waarna de hele bemanning door de Japanners op
gruwelijke wijze wordt vermoord.
Henri Dené is eveneens 27 jaar als hij zijn intrede doet bij de KLM. Hij heeft op dat moment vijf jaar ervaring als
telegrafist bij de scheepvaart. Zijn carrière als vliegend telegrafist is echter niet lang en ook niet spectaculair
geweest; hij blijft vliegen tot 1 oktober 1936, waarna hij als grondtelegrafist op Schiphol wordt geplaatst.


Eind 1931 krijgt de KLM een eigen Radiodienst. Tevens worden alle vliegtuigen die dienst doen op de Indiëlijn,
uitgerust met NSF-apparatuur. Weldra vertrekt er geen enkel toestel van de KLM meer zonder een telegrafist
aan boord. Dat betekent wel dat het korps telegrafisten belangrijk moet worden uitgebreid en het tweetal van
eind 1930 is dan ook twee jaar later toegenomen tot veertien man, allen van Radio-Holland.
Als men denkt dat de RH-telegrafisten vliegend rijk worden is dat een misvatting. Hun salariëring is op zijn
zachtst uitgedrukt erg matig. Eind 1932 bijvoorbeeld wordt in het vakbondsblad ‘Orgaan van de Vereniging van
Radiotelegrafisten ter Koopvaardij en in de Luchtvaart’ (VRK) bekendgemaakt dat er bij de KLM plaats is voor
nog vier telegrafisten. Twaalf kandidaten worden hiervoor opgeroepen. Zij zullen een salaris krijgen van fl.
120,- per maand plus een vergoeding van fl. 2,- per uur op de Indië-route en fl. 1,- per uur in Europa. Daarnaast
moeten zij alle kosten voor de overstap van scheepstelegrafist naar KLM-telegrafist zelf betalen. Als men nu
weet, dat een ervaren scheepstelegrafist in die jaren een maximum salaris heeft van ongeveer fl. 350,- per
maand, dan is de indiensttreding bij de KLM financieel wel een afgang. Daar komt nog bij dat in dit geval acht
van de twaalf gegadigden zullen moeten afvallen, omdat er maar vier plaatsen beschikbaar zijn. Tweederde van
hen zal bijgevolg fl. 500,- tot fl. 600,- kosten maken voor niets (excl. salarisderving), zonder enige garantie dat
dit achteraf zal worden vergoed.
Zoals iedereen in die crisistijd hebben werkloze en wachtgeldtrekkende telegrafisten van Radio-Holland het
slecht. Maar zelfs wie nog werk heeft bij de KLM, weet ook niet waar hij aan toe is. Dat blijkt op 8 juli 1933:
meegedeeld wordt dat met ingang van 1 augustus 1933 de salarissen en toelagen van de KLM-telegrafisten met
5 % zullen worden verlaagd, gevolgd door een tweede verlaging met opnieuw 5 % op 1 januari 1934.
In die jaren besluit de KLM ook om eigen telegrafisten te gaan opleiden. Eind 1934 heeft de KLM 23
telegrafisten in dienst, waarvan er 18 van Radio-Holland en vijf door de KLM zelf zijn opgeleid. Omdat deze
laatsten eigen arbeidsvoorwaarden hebben, komt er een stroming onder de telegrafisten op gang om zich van
Radio-Holland los te maken. Hierover komen gesprekken tussen de KLM en Radio-Holland. De beslissing over
de volledige overname van de telegrafisten van Radio-Holland wordt door de KLM enige malen uitgesteld en
daarna voorlopig vergeten. Als gevolg daarvan komen de RH-telegrafisten eerst na de Tweede Wereldoorlog in
vaste KLM-dienst.
Na de oorlog ritselt Plesman bij de Amerikanen 17 Skymasters en 50 Dakota’s los. Omdat er nog nauwelijks
faciliteiten op Schiphol zijn richt de KLM aan de Amsterdamse Herengracht een instructielokaaltje in. Daar
verzamelt zich een groep telegrafisten die in enkele weken tijds hele stapels Amerikaanse handboeken en
instructies doorworstelen. Met de hulp van deze boeken en handleidingen stelt men geheel nieuwe
routeboeken voor de Indiëlijn en overige lijnen samen. Spoedig daarna vliegt de KLM weer geregelde
lijnvluchten. Eind 1945 heeft de KLM 46 telegrafisten in dienst. Dit aantal groeit in de jaren daarna met als
hoogtepunt in januari 1950 tot een aantal van rond de 300.
In 1947 komt de KLM Constellation. De plaats van de radiotelegrafist is direct achter de cockpit, waar hij aan
een tafeltje twee BC348-ontvangers voor de lange- en korte golf kan bedienen, alsmede een Collins-zender,
instelbaar voor een tiental frequenties. Een tweede zender staat in de navigatorruimte, meer naar achter, ook
bedienbaar vanaf de plaats van de telegrafist. Begin jaren vijftig komen de eerste Super-Constellations met
dezelfde apparatuur.
Aan het eind van de oorlog willen de Amerikanen, nog onder militair gezag, in Europa, evenals in hun eigen
land, uitsluitend telefonie invoeren. Dat stuit echter op hevig verzet van de Europese
luchtvaartmaatschappijen, waardoor er op dat moment van deze plannen niets terecht komt. Toch is er kort na
1950 al sprake van een overcompleet aantal telegrafisten, niet zo zeer door een overschakeling op telefonie,
maar als gevolg van het krimpen van de vloot door slechtere economische omstandigheden. Op korte vluchten
wordt er echter al flink getest met telefonieverbindingen op de VHF en de HF, die door de technische
ontwikkelingen al sterk verbeterd zijn.
In november 1955 bestaat het korps telegrafisten 25 jaar. Op Schiphol wordt een grote receptie gehouden. Op
de dag van het jubileum maakt de KLM bekend dat zij besloten heeft om op nieuwe straalvliegtuigen over te
gaan, de Douglas DC-8 die in 1960 in dienst zullen worden genomen. De radio van deze vliegtuigen bestaat
uitsluitend uit telefonieapparatuur. In diezelfde periode vindt ook een belangrijke ontwikkeling plaats op
radiotechnisch gebied: de radiobuizen worden vervangen door transistors, wat leidt tot een grote besparing in
ruimte en gewicht. In januari 1958 publiceert de KLM het bericht dat ‘door technische veranderingen en uit
economische overwegingen’ de functie van radiotelegrafist bij veel Europese luchtvaartmaatschappijen binnen
enkele jaren wordt opgeheven en dan ook bij de KLM zal verdwijnen. Door de ramp met de Super Constellation
‘Hugo de Groot’ op 14 augustus 1958 boven de Atlantische Oceaan bij het vliegveld Shannon in Ierland wordt
de definitieve opheffing van de functie van telegrafist op een trans-atlantische lijnvlucht nog even uitgesteld,
maar op de nieuwe vliegtuigen is er geen ruimte meer voor de telegrafisten. Zij vliegen dan uitsluitend op de
routes naar het Midden- en Verre Oosten. Telegrafisten worden, na getest te zijn op geschiktheid,
omgeschoold tot boordwerktuigkundige en zelfs tot vlieger. Anderen krijgen grondfuncties bij de KLM of een
afvloeiingsregeling. Zo nadert het einde; op 1 april 1965 maakt de KLM bekend dat de uniformkleding bij het
beëindigen van de dienst als telegrafist moet worden ingeleverd. Wie dat wil mag zijn laatste uniform met pet
en uitmonstering houden, als ‘kapstokgedenkteken’. Daarmee is het Korps Radiotelegrafisten van de KLM na 35
jaar opgehouden te bestaan.

You cannot copy content of this page

Scroll naar boven